Economie Onderwijs

Methodologie - onderzoeksvragen

Huidige situatie >> Methodologie - onderzoeksvragen

Deze pagina beschrijft de operationalisering van de onderzoeksvragen en de methods gebruikt om data over de bacheloropleidingen te verzamelen en analyseren. Het begint met een beschrijving van de vier subvragen waarin de hoofdvraag is opgedeeld, en biedt vervolgens een uitleg van de keuze qua geanalyseerde programma's en de gebruikte comparatieve onderzoeksaanpak.

Op zoek naar informatie over het data-verzamelingsproces, de gebruikte variabelen en de data-analyse? Kijk hier. Overweeg je dit onderzoek ook te doen voor een ander onderzoekprogramma of een andere universiteit? We hebben onze methode en overwegingen uitgewerkt in dit document en helpen graag bij het uitwerken.

Vier subvragen

Onderzoeksvragen - klik voor groter beeld

De hoofdvraag van dit onderzoek, "hoe worden Nederlandse economen opgeleid?" valt uiteen in vier subvragen. Deze sectie operationaliseert die en zet de methodologische benadering voor elke subvraag uiteen (klik voor groter plaatje van de vragen).

Zoals deze afbeelding laat zien zijn de vier subvragen elk geoperationaliseerd in verschillende onderdelen, zodat elk vak kon worden ingeschaald op een aantal concrete, meetbare variabelen. Voor de volledige vragenlijst, klik hier.

Subvraag 1: welke onderzoeksvaardigheden leren studenten?

Deze vraag valt uiteen in drie categorieën: kwantitatieve methoden, kwalitatieve methoden en wiskunde.

In elk van deze categorieën diende een vooronderzoek van een aantal vakken voor het identificeren van de meest gedoceerde onderzoeksmethoden. Bijvoorbeeld:onder kwantitatief onderzoek resulteerde dit in de volgende subcategorieën: regressie-analyse, factor-analyse, descriptieve statistiek, enquête-ontwerp, dataselectie en -evaluatie, experimentele economie en toegepaste econometrie. Alledrie de hoofdcategorieën (kwantitatief, kwalitatief, wiskunde) zijn gemeten op een 4-punt likert-schaal.

Subvraag 2: welke theoretische benaderingen en andere sociale wetenschappen worden gedoceerd, en in welke verhoudingen?

Een tweede aspect van pluralisme is de diversiteit in theoretische benaderingen die worden gedoceerd binnen één opleiding. Dit is gemeten door de vakbeschrijvingen te scannen op sleutelwoorden, concepten en namen van auteurs die aanduiden welke theoretische perspectieven de revue passeren in elk vak. Het tweede aspect van deze subvraag is in hoeverre andere sociale wetenschappen worden behandeld, zowel in losstaande vakken als binnen economie-vakken. Dit biedt inzicht in de vraag hoe multi- en interdisciplinair opleidingen zijn.

De basale indeling hier bestaat uit de categorieën geschiedenis van het economisch denken, tien theoretische economische benaderingen, en verscheidene vormen van inter- en multidisciplinariteit met andere sociale wetenschappen. Wanneer een benadering werd behandeld in een vak, is met een 4-punts likert-schaal aangegeven welk deel van het vak hieraan werd besteed. Dit maakte het mogelijk om zowel diversiteit en theoretische mix te meten, en het theoretisch zwaartepunt van de opleiding in te schatten. Met andere woorden, deze methode biedt een compleet overzicht van de benaderingen die worden behandeld in de vakken en opleidingen, omdat het een verdeling in procenten zichtbaar maakt van de tijd die wordt besteed aan elke benadering.

Dit onderzoek onderscheidt de volgende economische benaderingen: de Oostenrijkse School, Gedragseconomie, Klassieke Politieke Economie, Complexiteitseconomie, Ecologische Economie, Feministische Economie / Sociale Economie, Neoklassieke Economie, Originele Institutionele Economie, Post-Keynesiaanse Economie, Radicale Economie. Deze categorisering van economische benaderingen wordt verder uitgewerkt in deze appendix. Voor interessant materiaal van deze benaderingen, zie deze pagina.

Meer details - klik hier +
We erkennen de interne diversiteit van de verschillende theoretische benaderingen, en zetten onze visie daarop hier uiteen. Theoretische benaderingen bevatten een grote hoeveelheid verschillende ideeën en modellen, en hebben dus ook belangrijke interne debatten en strijd tussen verschillende visies en denkers. Echter, economen binnen dezelfde theoretische benadering zijn het wel eens over de fundamentele aannames in hun analyses, ook wanneer ze debatteren over specifieke versies van ideeën en modellen. Daarom hebben we ervoor gekozen om de focus te richten op verschillende benaderingen, niet sub-stromingen.

Om een preciezer overzicht te krijgen van welke economische ideeën worden onderwezen, zijn ook de sub-stromingen van neoklassieke economie in kaart gebracht. Deze tabel biedt een overzicht van de categorisering van neoklassieke sub-stromingen in dit onderzoek. Voor de theoretische achtergrond van deze indeling zijn in deze appendix twee theoretische modellen en drie belangrijke economen van elke neoklassieke substroming op een rij gezet.

Subvraag 3: hoeveel aandacht wordt besteed aan het bestuderen van de echte economie, buiten de ivoren toren?

De derde subvraag gaat over de mate waarin studenten bekend raken met echte economische processen. Dit in tegenstelling tot wat Ronald Coase (2012, p. 19) definiëerde als "schoolbord-economie"; gedachtenexperimenten om een theoretisch argument te ondersteunen. Dit onderzoek benadert de vraag vanuit drie verschillende invalshoeken: echte economische sectoren, echte economische problemen, en geschiedenis van de economie (niet van het denken).

Ten eerste schaalt het onderzoek in in welke mate vakken beginnen vanuit de echte economie, met de theorie in een ondersteunende rol, met de focus op een specifiek probleem of economisch verschijnsel in plaats van een theoretisch thema. Voorbeelden hiervan zijn de economische gevolgen én oorzaken van klimaatverandering, stijgende economische ongelijkheid, extreme honger, een gebrek aan onderwijs en ontwikkeling, gender-ongelijkheid binnen economische relaties, of ziektes en gezondheidsproblemen.

Ten tweede wordt gekeken naar het aantal vakken dat draait om een specifieke economische sector of veld. Dan gaat het vaak over de structuur van bedrijven binnen een bepaalde sector, de arbeidsmarkt, de huizenmarkt, de financiële sector, energie-economie, de informele economie, etc.

Ten derde en laatste wordt er gekeken naar hoeveel vakken substantiële aandacht besteden aan economische geschiedenis. Voorbeelden zijn historische anders georganiseerde economieën, processen van industrialisering en globalisering, of eerdere economische crises.

Meer details - klik hier +
De meting wordt opnieuw gedaan op een 4-punts Likertschaal. De data maken dus onderscheid tussen vakken die helemaal geen aandacht besteden aan kennis van de echte economie, vakken die er slechts beknopt aandacht aan besteden, vakken die er uitgebreid aandacht aan besteden en vakken die er (vrijwel) geheel aan zijn gewijd.

N.B. De vakbeschrijvingen komen vaak niet 100% overeen met de feitelijke vakinhoud. Desondanks geloven wij dat deze methode zorgt voor een relatief conservatieve inschatting van de vakinhoud. Immers, de potentiële onderschatting van deze indicator door te bescheiden vakbeschrijvingen wordt wellicht meer dan gecompenseerd door het tegenovergestelde fenomeen. In de ervaring van de auteurs van dit onderzoek zijn er veel meer vakbeschrijvingen die meer beloven dan ze waarmaken, qua echte economie, dan andersom. Sterker nog, hetzelfde fenomeen wordt regelmatig aangetroffen in de marketing-teksten van hele bachelorprogramma's.

Al met al zijn wij er van overtuigd dat dit onderzoek een redelijk accuraat beeld oplevert van de mate waarin vakken zich bezighouden met kennis van de echte economie.

Subvraag 4: worden studenten gestimuleerd om een kritische houding te ontwikkelen en vast te houden?

De laatste subvraag heeft weinig met de economie te maken. Zij onderzoekt of de opleiding een werkelijk academische is, waar studenten worden gevormd tot kritische en creatieve denkers, in staat om problemen te benaderen met een frisse en open blik, ontvankelijk voor verschillende vormen van informatie en verschillende zienswijzen. Deze subvraag is ook het moeilijkst te beantwoorden met behulp van slechts vakbeschrijvingen, omdat ze het sterkste afhankelijk is van de houding van de docent en van andere niet-meetbare factoren, zoals de grootte van de klassen en de manier waarop materiaal wordt besproken.

Maar gelukkig is niet alles op dit gebied onobserveerbaar. We hebben informatie verzameld op de volgende gebieden: drie thema's en de didactische methoden. De thema's: wetenschapsfilosofie, ethiek en economische methodologie.

Meer details - klik hier +
Ten eerste, vakken in wetenschapsfilosofie dragen bij aan de ontwikkeling van een kritische geest, omdat de intellectuele gereedschappen die studenten zich hierbij eigen maken (bv. bewustzijn van de ontologische en epistemologische implicaties inherent aan analyses) behulpzaam zijn bij de reflectie op de vraag in hoeverre de resultaten van een bepaald onderzoek als 'waarheid' kunnen worden beschouwd.

Ten tweede, aandacht voor ethiek helpt ons bij het ontwikkelen van een kritische geest, door ons te helpen reflecteren op dimensies van moraliteit en rechtvaardigheid die onontkoombaar onderdeel zijn van veel economische processen en uitkomsten.

Ten derde is gekeken naar economische methodologie. Niet in de zin van toegepaste kwantitatieve of kwalitatieve methodologische dataverzamelingsvaardigheden, maar in de zin van reflectie op methodologische vraagstukken en beslissingen. Een dergelijke benadering verhoogt het bewustzijn van de aard en consequenties van de gemaakte methodologische keuzes, en daarmee het vermogen en de neiging tot kritisch denken.

Om te zien in hoeverre kritisch denken wordt ontwikkeld en gestimuleerd is ook gekeken naar de didactische methoden van de opleidingen.

Meer details - klik hier +
Het exclusieve gebruik van lesboeken is meestal een indicatie dat studenten niet leren om ideeën en auteurs te vergelijken. Het gebruik van originele materialen en recente literatuur studenten juist wel blootstelt aan debatten binnen de economie. Volgens dezelfde lijn: het gebruik van multiple-choice vragen met een simpel goed/fout antwoord doet weinig voor het vormen van individueel denken en kritische reflectie. Opdrachten zoals essays en presentaties dwingen daarentegen de studenten hun ideeën helderder te formuleren en te leren effectief met andere te communiceren, feedback te ontvangen en in gesprek te gaan.

Dergelijke proxies over de didactische methoden kunnen het beeld over het gehalte aan kritisch denken in een opleiding nog wat aanscherpen. Helaas zijn het vrij ruwe proxies, maar dit is het beste dat we uit de beschikbare data wisten te halen. Suggesties ter verbetering van deze methodologie worden zeer op prijs gesteld!
 

Zie meer

Resultaten: Theoretische benaderingen

 

Resultaten: Kritisch denken

 

Wat is economie?